Consumentenkoop - Wettelijke garantie - Levensduur - Uitbreiding termijn - Duurzaam
Op 5 november 2019 werd een Wetsvoorstel houdende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoedereningediend.
Het wetsvoorstel beoogt het consumentenkooprecht duurzamer te maken door de mogelijkheid op te nemen om de verplichte levensduur van consumptiegoederen te verhogen.
Het voorstel gaat uit van de vaststelling dat de levensduur van elektronische toestellen (zoals smartphones, wasmachines, printers en computers) vaak lager ligt dan wat de consument ervan verwacht. Ook wordt vastgesteld dat er soms een strategie bestaat om de consument zo vaak mogelijk een nieuw product te laten kopen, wat leidt tot een steeds grotere afvalberg.
Volgens het wetsvoorstel wordt ieder jaar ongeveer 111.000 ton elektronisch afval opgehaald in België, ongeveer 10 kilogram per inwoner. Door de levensduur (i.e. de wettelijk verplichte garantietermijn) te verhogen van producten, zou volgens het voorstel de afvalberg kleiner kunnen worden.
Het wetsvoorstel verhoogt evenwel zelf de levensduur niet. De mogelijkheid daartoe wordt gedelegeerd aan de Koning. De Koning kan voor bepaalde consumptiegoederen de verplichte garantietermijn verlengen indien de volgende twee voorwaarden cumulatief zijn vervuld.
Er moet objectief kunnen worden aangetoond dat :
1) de normaal te verwachten levensduur merkbaar langer is dan twee jaar en
2) de goederen ernstige en aanhoudende gebreken vertonen na de periode van twee jaar of hun herstelbaarheid door derden wordt verhinderd of bemoeilijkt.
De nieuwe regeling zou van toepassing zijn op consumptiegoederen gedefinieerd als alle lichamelijke roerende zaken met uitzondering van goederen die in uitvoering van een beslag of anderszins gerechtelijk zijn verkocht, water en gas die niet marktklaar zijn gemaakt in een bepaald volume of in een bepaalde hoeveelheid en elektriciteit. De uitbreidingsmogelijkheid zou bijgevolg, en anders dan de toelichting doet vermoeden, niet enkel gelden voor elektronische apparaten, maar ruimer gelden.
De voorwaarden die vervuld moeten zijn opdat de Koning de garantietermijn kan uitbreiden, maken evenwel de voorgestelde regeling al meteen al veel minder “groen”. Er zal immers enkel een uitbreiding mogelijk zijn voor die consumptiegoederen die aanhoudend gebreken vertonen of waarvoor herstel door derden wordt verhinderd of bemoeilijkt. De afvalberg wordt evenwel ook sterk gevoed door een grote hoeveelheid van consumptiegoederen die niet per se aanhoudend gebrekkig zijn na twee jaar, zodat de vraag zich stelt of de tweede voorwaarde wel nuttig is.
Het wetsvoorstel formuleert daarnaast nog de volgende voorstellen tot wijziging van de huidige regelgeving:
- een rechtstreeks verhaalrecht van de consument op de fabrikant, als gevolg waarvan de consument zou kunnen kiezen tussen het aanspreken van de verkoper of de fabrikant;
- de verlenging van de termijn van zes maanden voor de omkering van de bewijslast tot één jaar;
- een betere bescherming voor de (detail)handelaar tegenover de fabrikant (i.e. regresrecht); en
- de verplichting om een duidelijk onderscheid te maken tussen de wettelijke garantie en de commerciële garantie.
Het wetsvoorstel maakt tot slot van de gelegenheid gebruik om de huidige bepalingen inzake de verkoop van consumptiegoederen – zoals opgenomen in de artikelen 1649bis t.e.m. 1649octies uit het Burgerlijk Wetboek te lichten en op te nemen in het Wetboek van Economisch Recht (in de nieuwe artikelen VI.91/1 t.e.m. VI.91/15 WER).
Régine Feltkamp i.s.m. O. Claeys