Regels inzake bescherming van de consument aangepast


In het Belgisch staatsblad van 2 Juni 2022 verscheen de wet houdende wijziging van boeken I, VI en XV van het Wetboek van economisch recht, waardoor een reeks wijzigingen werd aangebracht aan de regels inzake consumentenbescherming.

Opzet & context

Deze wet zorgt voor de omzetting van de zogeheten “Omnibusrichtlijn die een meer doelmatige toepassing beoogt van het consumentenbeschermingsrecht in de gehele Europese Unie.

De Omnibusrichtlijn wijzigde verschillende bestaande EU-richtlijnen inzake consumentenbescherming, waaronder:

  • Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten;
  • Richtlijn 98/6/EG van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten;
  • Richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt; en
  • Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten.

De Omnibusrichtlijn houdt een quasi volledige harmonisatie in. Hoewel ze moet worden omgezet naar nationaal recht is er bijgevolg weinig manoeuvreerruimte voor de lidstaten.

Overzicht belangrijkste wijzigingen

De wijzigingen aan het Wetboek van economisch recht betreffen o.a.:

  1. Digitale inhoud en digitale diensten. Een definitie van beide begrippen wordt ingevoerd. Verder worden de bepalingen die reeds verwezen naar aspecten van digitale inhoud en digitale diensten aangepast (zie algemene informatieverplichtingen, uitsluitingsgevallen van het herroepingsrecht). Daarnaast worden verschillende aspecten van consumentenbescherming van toepassing op digitale inhoud en digitale diensten waarvoor consumenten geen tegenprestatie in geld betalen, maar persoonsgegevens verstrekken (bepaling inzake algemene informatieverplichtingen, verboden telefoon oproepen, extra betalingen, vergoeding voor bepaalde betaalmiddelen, leveringstermijn, risico-overdracht, overeenkomsten op afstand, buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten…);
  2. Aankondigingen van prijsverminderingen. Bij aankondigingen van prijsverminderingen aan de consument, werd opnieuw de verplichting ingevoerd voor ondernemingen om de referentieprijs aan te geven naast de nieuwe verminderde prijs (d.w.z. laagste prijs die werd toegepast in een bepaalde periode voorafgaand aan de prijsvermindering). Zie meer uitgebreid hierover onze eerdere bespreking);
  3. Online marktplaatsen. Een definitie van online marktplaatsen wordt ingevoerd. Verder worden aanvullende informatieverplichtingen opgelegd aan online marktplaatsen (informatie over de belangrijkste parameters ter bepaling van de rangschikking van de aanbiedingen die aan de consument worden gepresenteerd als gevolg van de zoekopdracht, en het relatieve belang van die parameters ten opzichte van andere parameters; indien de producten worden aangeboden door een derde of die derde die de goederen, diensten of digitale inhoud aanbiedt, al dan niet een onderneming is, op basis van de verklaring van deze derde aan de aanbieder van de onlinemarktplaats; als de derde geen onderneming is, dat het consumentenrecht niet van toepassing is.). De lijst van oneerlijke handelspraktijken wordt aangevuld met een aantal verboden praktijken van online marktplaatsen.
  4. Oneerlijke handelspraktijken. De notie “essentiële informatie” in het kader van misleidende ommissies wordt verruimd in het licht van o.a. informatie die online marktplaatsen ter beschikking moeten stellen. Ook wordt de lijst van misleidende handelspraktijken aangevuld met een reeks verboden praktijken o.a. van online marktplaatsen.
  5. Handhaving. Diverse aanpassingen worden aangebracht aan de regeling inzake administratieve en strafrechtelijke boetes. O.a. worden bepaalde miskenningen gesanctionneerd met strafsancties en wordt de regeling inzake strafsancties aangepast. De schalen van de strafrechtelijke geldboetes werden aangevuld met een procentuele geldboete, gaande van 4% tot 6%, in functie van de jaaromzet van de onderneming in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de geldboete indien gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen. Deze geldboete kan worden toegepast indien het betrokken bedrag hoger is dan het bedrag van de toepasselijke schaal. Indien geen informatie beschikbaar is m.b.t. de totale jaaromzet bedoeld in paragraaf 1, bedraagt het maximumbedrag van de geldboete 2 miljoen euro. In geval van een grensoverschrijdende inbreuk kan bij de berekening ook de jaaromzet verwezenlijkt in de andere landen waar de inbreuk is begaan, opgenomen worden.

Vragen over de toepassing van de nieuwe bepalingen?

Wij helpen u graag verder.

Focus Points

With a view to have an open eye on the future, we follow up on specific (legal) topics at the heart of modern businesses in transition.